Baat bij bestuivingsmix

Bestuiving en fruitteelt zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een goede bestuiving is essentieel voor zowel opbrengst als kwaliteit. Traditioneel worden vooral honingbijen en hommels ingezet, maar de laatste jaren komen ook andere bestuivers in beeld. In de blauwe bessenteelt wordt al lang gebruik gemaakt van metselbijen, maar nu neemt ook in teelten zoals kers en peer, de belangstelling toe. Wilde bijen spelen een belangrijke rol bij de bestuiving, maar het is de kunst om ze op het juiste moment in de boomgaard te hebben.

Het gebruik van metselbijen is voor veel fruittelers nieuw. Delphy en het Louis Bolk Instituut werken samen met fruittelers aan onderzoek en introductie van metselbijen in de boomgaard. Daarbij wordt gekeken naar het effect van metselbijen op de zetting en oogst. Op bedrijfsniveau wordt gekeken naar maatregelen die wilde bijen stimuleren, zoals aanleg van gemengde hagen, bloemstroken en nestgelegenheid voor zandbijen.

Klimaatverandering en biodiversiteit

De bestuiving van fruit komt steeds meer onder druk te staan door klimaatverandering en de teruggang van het aantal wilde bijen. De winters zijn steeds zachter en de bloei van het fruit verschuift naar voren. Tijdens de bloei is er meer kans op koudere weersomstandigheden. Honingbijen vliegen slecht bij temperaturen onder 12°C en bij regen en wind. Het voordeel van het inzetten van meerdere soorten bestuivers is, dat elke bestuiver zijn eigen specifieke eigenschappen heeft. Hierdoor neemt de kans op een goede bestuiving toe. Zo vliegen hommels, metselbijen en zandbijen bij lagere temperaturen dan honingbijen. Wilde bijen hebben een hoge efficiëntie in bloembezoek: met één bezoek zorgen ze voor een betere zetting. Metselbijen zijn solitair: elk vrouwtje zorgt voor haar eigen nakomelingen. De bijen steken daardoor zelden, en het gif is minder venijnig dan dat van een honingbij. 

Wilde bijen in de fruitteelt

In Nederland komen zo'n 350 soorten wilde bijen voor, waarvan een groot aantal wordt bedreigd of is verdwenen. Belangrijke wilde bestuivers voor fruit zijn hommels en zandbijen. Twee soorten wilde bijen worden in de fruitteelt specifiek toegepast: de gehoornde metselbij (Osmia cornuta) en de rosse metselbij (Osmia bicornis). Metselbijen hebben hun naam te danken aan het metselwerk waarmee ze – met vochtig zand of klei - de wandjes van hun broedcellen bouwen. Metselbijen vliegen van begin maart tot eind mei/half juni. De gehoornde metselbij is van nature iets vroeger dan de rosse, en wordt in de vroege fruitsoorten zoals peer en kers ingezet. De rosse metselbij wordt veel gebruikt in blauwe bes en appel. Osmia soorten maken graag gebruik van aangeboden nestmateriaal. Meestal bestaan deze nesthuizen uit modules van houten plankjes met sleuven. De bijen bouwen daar nestkamers in, en aan het einde van het seizoen kunnen de cocons – met daarin de volgroeide bijen – geoogst worden en in winterrust gebracht. In het voorjaar worden ze in de boomgaard uitgezet. De nesthuizen kunnen eenvoudig in de boomgaard worden geplaatst. Een kleine beginpopulatie kan zichzelf makkelijk vermeerderen op het bedrijf.

 

Gehoornde metselbijop bloesem Conference
Gehoornde metselbij op bloesem Conference. 
Foto: Martijn Westeneng

Praktijkonderzoek

Op drie bedrijven is onderzoek uitgevoerd naar het effect van de rosse en gehoornde metselbij op zetting, oogst en vruchtkwaliteit. Omdat de meeste metselbijen bij voldoende voedselaanbod, een actieradius van ongeveer 100 meter rondom het nestblok hebben, is het effect van de bijen gemeten op verschillende afstanden van de nestblokken. Het onderzoek is uitgevoerd in één perceel Conference in Limburg en twee percelen Sweet Sensation in Utrecht. 
In 2019 was er een significant hogere zetting en twee keer zoveel vruchten per cluster op Conference door de inzet van de rosse metselbij. Het vruchtgewicht verschilde niet significant, maar de opbrengst per cluster was 70% hoger. In 2020 is de proef in Conference herhaald, waarbij in de zelfde boomgaard Osmia cornuta en Osmia bicornis zijn vergeleken. Door de vroege bloei van het fruit, was de timing van het uitzetten van de cocons niet optimaal. Aan het einde van de bloei was pas een klein gedeelte van vrouwtjes uitgekomen, waardoor er geen effect was op zetting of opbrengst van het fruit.

 

 

Uitleg experimenten met metselbijen voorjaar 2021  Foto: Gerjan Brouwer
Uitleg experimenten met metselbijen voorjaar 2021.
Foto: Gerjan Brouwer

In de percelen met Sweet Sensation is het onderzoek uitgevoerd met Osmia cornuta. In 2020 is de timing van het uitzetten van de bijen goed: meer dan 90% van de vrouwtjes is uitgekomen tijdens de bloei. Er was geen verschil in de beginzetting, maar na de junirui was de hoeveelheid vruchtjes twee keer zo hoog dichtbij de nestblokken. Uiteindelijk werden hier per cluster ook twee keer zoveel peren geoogst. In 2021 is de proef in Sweet Sensation herhaald. Na een warme periode eind maart volgde een erg koude periode. Vlak voor de koude zijn de metselbijen de boomgaard in gegaan. De mannetjes vlogen direct, maar de cocons met vrouwtjes zijn door de koudeval pas heel laat uitgekomen. Daardoor hebben ze nauwelijks voor bestuiving of vermeerdering gezorgd tijdens de late bloei. Dit jaar hebben we dan ook geen effect van de metselbijen op de oogst gezien.

Nectarkroegen

Van 2019 tot 2021 is gekeken naar bezoek van de rosse en gehoornde metselbij op verschillende soorten bloemen. Dit is vooral belangrijk voor de mannetjes die eerder uitkomen, en een periode moeten overbruggen voordat de vrouwtjes gaan vliegen. Wanneer er onvoldoende voedsel is, verdwijnen de bijen uit de boomgaard. Door een 'nectarkroeg' van vroeg bloeiende soorten vlakbij de nestgelegenheid blijven de mannetjes in de buurt. In 2019 en 2020 zijn onder andere bollen geplant. Vooral blauwe druifjes, longkruid en sterhyacinth blijken goede nectarbronnen voor mannetjes. In 2021 is gekeken naar wilde kruiden. Longkruid, hondsdraf en grote ereprijs werden goed bezocht zowel voor als tijdens de bloei van de peren. Speenkruid en klein hoefblad werden voor de bloei ook goed bezocht door mannetjes. Paardenbloemen zijn voor alle bestuivers belangrijk.

 

Nesthuizen in boomgaard met nectarkroegen Foto: Boki Luske
Nesthuizen in boomgaard met nectarkroegen.
Foto: Boki Luske

Tot slot

Metselbijen kunnen een bijdrage leveren aan een betere zetting en oogst, maar de timing van het uitzetten van de cocons is cruciaal. Voor telers met een grote hoeveelheid bijen is dat geen probleem: de cocons kunnen in verschillende 'shifts' in de boomgaard uitgezet worden. Voor de startende bijenhouder is dit echter wel problematisch, omdat deze buffer ontbreekt. Vroeg bloeiende bloemen zijn belangrijk om de mannetjes bijen in de boomgaard te houden. 

Meer informatie over metselbijen staat in de film: Het uitzetten van metselbijen 

Een volgend artikel gaat in op de praktische maatregelen van uitzetten, voorverwarmen en oogsten van de cocons.
 

Delphy en Louis Bolk Instituut werken sinds 2018 samen in drie bijen-projecten: ‘Biodivers fruittelen in Limburg’, ‘Stimuleren van bestuivingsmix voor klimaatadaptatie’ en ‘Bestuivingsmix en biodiversiteit’. Deze POP3 projecten zijn gefinancierd door de EU en de provincies Limburg en Utrecht. 

Gerjan Brouwer is adviseur biologische fruitteelt bij Delphy, Willemijn Cuijpers is onderzoeker innovatieve teelten & agrobiodiversiteit bij het Louis Bolk Instituut, en Philippe Belliard heeft voor de master Organic Agriculture in 2021 een afstudeeropdracht uitgevoerd naar metselbijen.

Geplaatst op:
25-02-2022
Bron:

Dit artikel is verschenen in Ekoland, december 2021 - auteurs: Gerjan Brouwer, Willemijn Cuijpers en Philippe Belliard