Een andere kijk op zaken is wat Jan Diek typeerde. Kritisch op de wetenschap, maar vooral ook op zichzelf. Hij was van oorsprong bioloog en is wat meer de natuurwetenschappen in gegaan. Hij studeerde samen met Ferdie Amons af op het onderwerp van homeopathische verdunningen. Een controversieel onderwerp. Bij de presentatie van het onderzoek ging een Joegoslavische professor op een stoel staan en riep dat het een schande was dat dit soort onderzoek uitgevoerd werd. ‘Dat zou verboden moeten worden!’. Ferdie en Jan Diek waren verbijsterd en voor hen was dit een keerpunt. ‘Je kunt het al dan niet eens zijn met een uitkomst van onderzoek en daar vragen bij stellen, maar onderzoek moet vrij zijn en niet mogen worden verboden omdat het onderwerp iemand niet aanstaat. Er zat dus niets anders op dan een eigen instituut op te richten waar onconventioneel onderzoek wel mogelijk zou zijn’, aldus Jan Diek van Mansvelt twee weken voor zijn overlijden.
‘In het verleggen van grenzen zit juist de gein’
Ferdie werkte in het weefselkweeklaboratorium dat door Louis Bolk was opgezet. Doordat Louis Bolk ook niet zozeer wilde uitgaan van bestaande theorieën, maar onbevangen naar bevindingen wilde kijken, werd de naam van Louis Bolk aan het nieuwe instituut verbonden. Niet de hypothese moest voorop staan om bewezen te worden als soort van zelfbevestiging, maar een open houding is nodig om te zien wat iets je kan vertellen, vonden Amons en Van Mansvelt. Jan Bokhorst sloot zich niet veel later bij hen aan.
Jan Diek werd directeur van de Warmonderhof en nam vooral bestuurstaken bij het Louis Bolk Instituut op zich. In 1981 kreeg hij een bijzondere leerstoel in Wageningen: Alternatieve methoden in de land- en tuinbouw. De titel van zijn inaugurele rede luidde: Landbouw doen met hart en ziel, zonder je hoofd te verliezen. Ook hier ging het weer om anders naar dingen te kijken dan anderen. Studenten vonden het heerlijk als ze vrij hun onderzoek konden inrichten. In 1999 werd deze vakgroep opgeheven en ging Jan Diek met vervroegd pensioen.
‘Wat is er mogelijk in de praktijk en wat in de theorie houdt ons tegen?’
Voor het Louis Bolk Intituut heeft hij veel betekend en nog veel van zijn opvattingen zitten in de het DNA van het instituut. Hij creëerde een omgeving waarin het mogelijk was om ook ‘rare methoden’ te gebruiken voor onderzoek. ‘Of het iets oplevert of het je op een andere manier wijzer maakt, weet je pas achteraf. Alleen uitgaan van de bestaande methoden en denkwijzen brengt je niet op een ander spoor’, zo gaf hij aan. Hij wilde ook breder kijken dan de landbouwpraktijk alleen. Economie en sociologie zijn onlosmakelijk verbonden met het systeem en moet je integraal bekijken. Maar heel duidelijk ook ethiek. De integrale aanpak en lef om nieuwe paden te verkennen zit nog altijd in de haarvaten van het Louis Bolk Instituut.
Jan Diek was ook iemand die de samenwerking zocht, niet alleen omdat elke partner een toegevoegde waarde heeft, maar ook om elkaar te inspireren.
Een belangrijke kracht van het Louis Bolk Instituut vond hij de relatie met de praktijk en dat daar ook het onderzoek plaatsvindt. ‘Ik hoop dat het Louis Bolk Instituut met onderzoek de boeren helpen met hun vragen.’ We nemen deze wens ter harte en zullen mede in zijn nagedachtenis de identiteit van het Louis Bolk Instituut bewaken.