Consequenties van residuen gewasbeschermingsmiddelen op de biodiversiteit

Sinds de tweede wereldoorlog worden gewasbeschermingsmiddelen regelmatig gebruikt bij de teelt van gewassen, onder andere om vraat door insecten of aantasting door schimmels te voorkomen. Dit gebruik heeft een keerzijde, want een deel van de gebruikte middelen komt in de geoogste producten en daarmee ook in de (dier)voeding en vervolgens in het milieu terecht. Wat zijn hiervan de consequenties voor de biodiversiteit?

In de laatste decennia nam de insectenstand met 75% af. Redenen hiervoor zijn onder andere schaalvergroting en intensivering van de landbouw, maar ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en anti-parasitaire middelen kan hierbij een rol spelen. Onlangs is gebleken dat er residuen van gewasbeschermingsmiddelen aanwezig zijn in de aangekochte diervoeders op het melkveebedrijf. Na opname van het voer door het dier, komt een deel van de residuen in de mest terecht. Via weidemest of drijfmest komt het vervolgens op het grasland en in de bodem terecht. Dit kan consequenties hebben voor insecten die van mest afhankelijk zijn voor voeding en reproductie. 

Verspreiding van de middelen

Onderzoek voor LNV

Allereerst brachten we de verspreidingsroute van de gewasbeschermingsmiddelen en anti-parasitaire middelen in kaart. Behalve via voeding en pour-on middelen (aangebracht op de rug van de koe), kunnen er ook residuen via het water en via de lucht het bedrijf binnenkomen. De middelen kunnen via mest en urine uitgescheiden worden en zo effect hebben op insecten (vliegen en kevers) die foerageren en reproduceren in weidemest, maar ook op bodemorganismen, zoals regenwormen en schimmels. Door effecten op aantallen insecten, kan dit uiteindelijk ook weer effect hebben op dieren die van insecten en wormen afhankelijk zijn, zoals weidevogels en vleermuizen (zie schema hieronder).

schema residuen gewasbescherming schadelijk


Onderzoek en monitoring

Project Winst & Weidevogels

Dankzij onderzoek op biologische en gangbare melkveebedrijven, kwam naar voren dat zowel in de aangekochte krachtvoeders als in de bijproducten residuen van gewasbeschermingsmiddelen (o.a. fungiciden, insecticiden en herbiciden) zitten. Ook in het zelf geproduceerde gras blijken residuen te zitten. De concentraties in gras zijn lager dan in krachtvoer en bijproducten, en op biologische bedrijven zijn de concentraties aan residuen lager dan op gangbare bedrijven. 
Het Louis Bolk Instituut heeft aangetoond dat een deel van de residuen van gewasbeschermingsmiddelen, waaronder verschillende insecticiden, in de mest terecht komt. Onderzoek naar insecten in de onderzochte weidemest (na een veldperiode) toonde vervolgens aan dat met name de kevers te lijden hebben onder hoge concentraties aan gewasbeschermingsmiddelen. In een vervolgonderzoek (opdrachtgever LNV) wordt daarom specifiek gekeken naar de aanwezigheid van residuen in weidemest, om een inschatting te kunnen maken van de effecten op insecten die van mest afhankelijk zijn.

En nu verder

Met de resultaten van het onderzoek geven we inzicht in de mogelijke versleping van gewasbeschermingsmiddelen naar de veehouderij en de mogelijke consequenties hiervan. Gericht bijsturen van rantsoenen wordt hierdoor mogelijk, hoewel de situatie van bedrijf tot bedrijf kan verschillen, afhankelijk van de samenstelling van het rantsoen en de intensiteit van het bedrijf.