Een deel van die stikstof gaat verloren naar water en lucht en een deel wordt opgenomen. Daardoor bevat het gras in veenweiden meer stikstof dan melkveegrasland op een zand- of kleigrond. Bovendien zijn veengronden niet geschikt voor de teelt van eenjarige gewassen zoals mais die minder stikstofrijk zijn. Dat maakt het dieet van veenweidenkoeien rijker aan stikstof, en dus is het extra lastig om de uitstoot van stikstof te beperken. Toch zijn er wel maatregelen te nemen die bijdragen aan het inperken van de stikstofuitstoot.
Minder kunstmest en minder eiwitrijk gras
Uit het promotieonderzoek van Jeroen Pijlman, onderzoeker Duurzame veehouderij bij het Louis Bolk Instituut, zijn een aantal belangrijke conclusies te trekken. Zo werd duidelijk dat de bodem vanaf de zomer voldoende stikstof levert voor het gras, waardoor boeren vaak op kunstmest kunnen besparen. In het voorjaar is de stikstoflevering van de bodem lager, dus de timing van bemesten is cruciaal. Daarom moeten boeren wel wat rekenwerk verrichten, wat extra inzet vergt. Ook blijkt dat het inzaaien van Engels raaigras – dat op een zandgrond een lager eiwit/stikstofgehalte gaf – tot een lager eiwit/stikstofgehalte leidt op veengrond.
Weegbree om lachgas te verminderen
Het inzaaien van smalle weegbree tussen het gras is ook positief: bij één derde weegbree tussen het gras was de uitstoot van lachgas (N2O) – een sterk broeikasgas – bijna 40% lager. Weegbree produceert stofjes die de nitraatafbraak remmen. Wel is het lastig weegbree langere tijd in de grasmat op veen te behouden. De verwachting is dat weegbree ook op zand- en kleibodems een rol kan spelen in het terugdringen van de uitstoot van lachgas.
Lisdodde bij hoge grondwaterstanden
Lisdodde is een moerasplant die spontaan in voedselrijke waterkanten voorkomt. Boeren zouden de plant echter ook kunnen telen op percelen die te nat zijn voor gras, maar waar het waterpeil niet kan of mag zakken. Er zijn ook mogelijkheden om lisdodde te verwerken, zoals in biobased bouwmateriaal of in de voering van jassen. Op dit moment zijn er echter nog geen grootschalige ketens voor de toepassing van lisdodde. Tot die tijd kan de oogst op beperkte schaal gebruikt worden als ruwvoer voor koeien. Doordat vernatting van de bodem veenoxidatie sterk remt en lisdodde minder stikstof bevat dan gras, is deze teelt dus een interventie die stikstofverliezen uit de veenweiden beperkt. Om de lisdoddeteelt echt van de grond te krijgen moet er wel zicht zijn op een langdurige vergoeding voor het leveren van ecosysteemdiensten. Ook moet een boer ‘omdenken’ en open staan voor andere businessmodellen.
Afname stikstofverliezen per interventie *
Benutten stikstofleverend vermogen bodem:
Afname N2O-verliezen (lachgas) uit bemesting (6%), bodem-N-verliezen door uit- en afspoeling (4%) en NH3-verliezen (ammoniak) op bedrijfsniveau (5%)Laag stikstof Engels raaigras:
Afname NH3-verliezen op bedrijfsniveau (4%)Inzaaien weegbree met zaaipercentage van 33%:
Afname N2O-emissie uit N-bemesting op bedrijfsniveau (37%)Natte teelt lisdodde:
Reductie van de N2O-emissie uit de bodem (7%) en van de NH3-verliezen op de boerderij (1%)* Dit zijn schattingen waarbij uitgegaan is van een gemiddeld melkveebedrijf in het Groene Hart. De melkopbrengst blijft gelijk.
Combineren van maatregelen effectief
Hoeveel elke interventie bijdraagt aan minder stikstofuitstoot staat vermeld in onderstaand schema. Het combineren van de vier maatregelen kan zelfs tot 7% minder uitstoot van ammoniak leiden zonder effecten op de melkopbrengst, blijkt uit Pijlmans proefschrift. En er zijn meer maatregelen mogelijk om de veenweiden te verduurzamen en te werken aan minder uitstoot. Het Louis Bolk Instituut onderzoekt bijvoorbeeld de effecten van een kleihumuscomplex in veenbodems om de organische stofafbraak te remmen. Ook alternatieve teelten zoals riet en wilg worden onderzocht. Meer informatie hierover in het overzicht van onze veenweideprojecten.
Lees ook
Low-tech innovaties beperken stikstofverliezen op veenweiden