GLB-pilot Gescheiden met waarde

Hoe kunnen we de dikke mestfractie, uit stalsystemen met scheiding aan de bron, opwaarderen en toepassen in ecosysteemdiensten voor klimaat, water en weidevogels? Dat is de centrale vraag van de GLB-pilot die KTC Zegveld in samenwerking met het Louis Bolk Instituut, Nutriënten Management Instituut, Wageningen University & Research en KTC Zegveld wil beantwoorden.

Stal Melissen, Hoogland, © fotograaf Ellen Meinen, Agrio


Mest scheiden lijkt perspectiefvol voor melkveehouders om de benutting van de nutriënten in de mestfracties optimaal te benutten voor het gewas. De dunne urinefractie bevat vooral snelwerkend ammoniakale stikstof en de dikke fractie die rijk is aan organische stof bevat vooral fosfaat en organisch gebonden stikstof. Het apart aanwenden van deze fracties biedt perspectief door timing en gift af te stemmen op de behoefte van het gewas en gevoeligheid voor verliezen gedurende het seizoen. Het biedt mogelijk ook perspectief voor andere doelen zoals het bevorderen van bodemleven ten behoeve van weidevogels. In een tweejarige veldproef met 54 plots wordt gelijktijdig onderzocht welke effecten de verschillende opgemengde en verwerkte fracties hebben op grasopbrengst, bodemkwaliteit en biodiversiteit op de kavels op KTC Zegveld met een hoog waterpeil.

Incubatieproef

De afgelopen jaren zijn scheidingsvloeren ontwikkeld en bij melkveehouders geïmplementeerd die (vrijwel) aan de bron de feces van de urine scheiden. Daarbij is het de vraag welke effecten deze scheiding heeft op emissies van ammoniak (NH3) en de broeikasgassen koolstofdioxide (CO2), lachgas (N2O) en methaan (CH4), en of daarbij behandelingen bij opslag van de mest een toegevoegde waarde hebben. Behandelingen zijn onder meer aanzuren, mineralen toevoegen aan de dikke fractie en stro toevoegen. Er is een incubatieproef opgezet met mestfracties van een Zeraflexvloer. 

Conclusies en betekenis voor de praktijk

Het scheiden van de feces en urine met een scheidingsvloer levert in de basis een emissiearme dikke fractie op. Na opmenging met stro of verdere mechanische mestscheiding is deze stapelbaar, strooibaar en inzetbaar als organischestof-rijke meststof. Het toevoegen van de verschillende middelen leverde in deze proef geen verdere emissiereductie van de dikke fractie op. Vanuit het oogpunt van ammoniakemissie zijn voor de dunne fractie verdere maatregelen noodzakelijk dan enkel scheiden. Een goede scheiding aan de bron maakt het apart behandelen van de dunne fractie mogelijk om gericht de NH3-emissie te verlagen. Aanzuren (pH < 5,5) is hiervoor zeer effectief. Verder onderzoek is nodig naar veilige en praktische wijzen van aanzuren, en naar andere maatregelen bij opslag en aanwending.
De beschikbaarheid over twee qua samenstelling verschillende meststromen op een melkveebedrijf brengt technische uitdagingen met zich mee, maar is ook een kans voor het beter benutten van mineralen en tegelijkertijd werken aan maatschappelijk relevante ecosysteemdiensten.