Sinds het ontstaan van de landbouw maken bomen en struiken een integraal onderdeel uit van het boerenbedrijf, zeker in de Achterhoek. Geriefhoutbosjes en andere beplantingsvormen met hakhout dienden om stook- en geriefhout te leveren voor de verkoop of voor dagelijks gebruik op de boerderij. Voor de komst van het “puntdroad” hadden houtwallen en heggen in de veehouderij tevens een functie als erfafscheiding en veekering. Tegenwoordig hebben houtwallen en houtsingels minder agronomische functies. Landschapselementen kunnen echter - naast leverancier van biodiversiteit en landschappelijke aantrekkelijkheid - weer een functionele rol gaan vervullen. Vooral bij de grondgebonden melkveehouderij in het kleinschalige coulissenlandschap van de Achterhoek, maar ook in het rivierengebied, liggen er goede kansen voor (her)introductie.
De uitdaging is vooral om landschapselementen zo te situeren en vorm te geven, dat ze naast het verhogen en verbinden van biodiversiteit op het bedrijf en de omgeving, ook functionele waarden hebben voor de bedrijfsvoering van een melkveehouderij. Dat kan zijn op het vlak van veevoeding en dierwelzijn, maar ook milieukwaliteit en klimaat. Het Achterhoekse landschap is sinds eeuwen een product geweest van menselijke activiteiten en daarom op te vatten als een cultuurlandschap. Met vernieuwde functionele houtwallen creëren we een vernieuwd cultuurlandschap, passend bij de uitdagingen en wensen van de huidige en toekomstige landbouw en maatschappij.